Een aantal jaren geleden stond ik naast een winkelingang (deze was niet toegankelijk, dus ik kon niet naar binnen) te wachten tot mijn vriendin klaar was met rondkijken en passen in deze winkel. Terwijl ik daar stond te wachten kwam er een kind van een jaar of 6/7 uit de naastgelegen winkel. Hij keek naar mij liep een paar stappen verder en keek nog eens om. Hij leek het allemaal nogal bijzonder te vinden (ik zat in mijn elektrische rolstoel). Ik groette hem vriendelijk en dat leek het ijs te breken.
Hij liep naar mij toe en vroeg: Mevr. waarom zit u in zo’n ding?
Omdat ik niet goed lopen kan.
Waarom kan je niet goed lopen? Hoe werkt dat ding?
Terwijl ik nadenk hoe ik die vraag in kindertaal ga uitleggen, komt een familielid van het kind uit de winkel. Nog voor ik met mijn ogen heb kunnen knipperen wordt het kind bij mij vandaan getrokken.
Met dat soort mensen kun je beter niet praten. Meen ik te horen.
Het kind kijkt nog eens om terwijl het de passen van een volwassenen probeert bij te houden. Ik glimlach en zwaai nog eens.
Ik ben weer alleen en wacht nog steeds op mijn vriendin. Ik bedenk me dat het lang geleden is dat ik te maken had met een kind dat gewoon nieuwsgierig is, maar vervolgens zo’n opmerking hoort omdat een volwassenen niet comfortabel is met wat hij/zij ziet.
Uiteraard kende ik de situatie niet. Voor hetzelfde geld is moeder haar kind kwijt en ziet hem vervolgens met een vreemde praten. Dan is het logisch wat terughoudend te zijn.
Toch denk ik nog vaak aan deze situatie terug en vraag me dan af: Wat leren we onze kinderen over mensen die er anders uitzien of zich anders voortbewegen?
Is het is om nerveus of bang voor te zijn?
Is het oké om naar zo iemand te staren?
Mag je met dat soort mensen praten omdat je nieuwsgierig bent?
Ik heb een aantal jaren voorlichting gegeven aan groep 8 op basisscholen over het leven met een handicap en hoewel de kinderen het altijd leuk vonden en nieuwsgierig waren (wie vind het niet leuk om een in een rolstoel een parcourtje af te leggen) is het denk ik niet genoeg. Één ochtend ‘proeven’ is niet genoeg als vervolgens het gesprek weer stil valt. Als er niet meer gepraat over diversiteit in mensen en handicaps hoe kunnen we dan verwachten dat deze kinderen later als ze bij bedrijven of de overheid werken het normaal vinden dat mensen met een handicap collega’s, werkgevers en studenten zijn. Dat ook wij sporten, recreëren en zelfs autorijden.
Dit geldt overigens niet alleen voor kinderen of op school. Toen ik op de basisschool zat was ik de enige met een rugzakje op school. Met de invoering van passend onderwijs hoop ik dat kinderen meer klasgenoten hebben met een handicap. Maar school alleen is niet genoeg, als ouders, grootouders etc niet ook hun steentje bijdragen en het gesprek blijven voeren of als wij als 2,5 miljoen mensen met een handicap het gesprek niet blijven voeren.
En zoals mijn collega Boyan in zijn vorige blog zei heeft ook de overheid hierin een grote rol. Zij hebben toch echt de grootste voorbeeldfunctie.
Hoe voer jij het gesprek?